Hoe geef je goed woordenschat onderwijs?

In mijn vorige blogs las je wat woordenschat is, en waarom het zo belangrijk is. In deze blog vertel ik meer over hoe je goed woordenschatonderwijs kunt geven in de klas. Eerst een stukje achtergrond, dan mijn aanpak in mijn nieuwkomersgroep.

Impliciet leren 

Kinderen kunnen vanzelf veel woorden leren. Ze begrijpen de betekenis van een nieuw woord omdat ze er een plaatje bij zien, of omdat het gekoppeld is aan een zichtbare actie. Deze manier van leren wordt impliciet leren genoemd. 

Om leerlingen op deze manier woorden te laten leren is het belangrijk dat je je als leerkracht bewust bent van de taalkansen die zich de hele dag door voordoen, en die ook benut. Alles is taal, dus in elke les liggen kansen om nieuwe woorden impliciet aan te bieden. Let ook eens op je eigen taalgebruik; model je volzinnen of maak je juist korte zinnetjes om het makkelijker te maken voor je leerlingen? Dat laatste is begrijpelijk, maar voor de taalverwerving van kinderen niet zo goed. Beter is om ‘gewoon’ te blijven praten, en door gebaren of plaatjes te illustreren wat je bedoelt. Daarnaast kun je kansen creëren door bijvoorbeeld veel voor te lezen, liedjes te zingen en kinderen te stimuleren de taal te gebruiken in hun spel en interactie. 

Met andere woorden: creëer een taalrijke omgeving.

Expliciet aanbod

Om impliciet woorden te kunnen leren moet je aardig wat voorkennis hebben. Je kunt je dus voorstellen dat dit niet genoeg is voor alle kinderen, en zeker niet voor nieuwkomers die nog helemaal geen kennis hebben van de Nederlandse taal. Stel je eens voor dat je morgen naar school moet in China. Zou je Chinees leren omdat je het de hele dag hoort? Misschien uiteindelijk wel, maar in het begin kun je waarschijnlijk niet eens woorden onderscheiden in de stroom van taal die je hoort! Zou het niet handiger zijn als iemand jou een aantal woorden rustig laat horen, en uitlegt wat het betekent? Dán kun je ze herkennen en beginnen te begrijpen waar iemand het over heeft. Dit uitleggen van woorden is expliciet aanbod

Een bekende aanpak voor het expliciet aanbieden van woorden is de Viertakt (van den Nulft & Verhallen, 2014). Maar wist je dat er nog meer didactische modellen zijn? Twee andere voorbeelden uit de literatuur over het aanleren van Engels als tweede taal (Harmer, 2015) zijn Total Physical Response en Presentation Practice Production. Ik beschrijf ze hier allemaal.

De viertakt

  1. Voorbewerken.
    Kinderen activeren en interesse opwekken. Bijvoorbeeld door een voorwerp te laten zien, een grapje te maken of een kort verhaaltje te vertellen.
  2. Semantiseren.
    Woord betekenis uitleggen. Geef een definitie van het woord, illustreer de betekenis in een zin of met een plaatje. In maak ook vaak gebruik van de thuistalen van kinderen; sommige woorden zijn moeilijk in een plaatje te vatten terwijl een simpele vertaling het direct duidelijk maakt!
  3. Consolideren.
    Oefenen en herhalen. Door woorden terug te laten komen in liedjes, verhalen, spel, lesactiviteiten, etc. kunnen de kinderen oefenen met de woordbetekenissen en kunnen ze de woorden onthouden. Let op: onthouden hoeft niet direct te betekenen dat ze de woorden gebruiken (actieve kennis), sommige kinderen zullen eerst alleen de woorden begrijpen (passieve kennis).
  4. Controleren
    Controleer welke leerlingen de aangeboden woorden nog niet, passief of actief kennen. 

In de praktijk lopen deze stappen in elkaar over en je kunt na het consolideren best nog eens terug komen bij het semantiseren voor kinderen die dat nodig hebben. Belangrijk is ook dat het voorbewerken en semantiseren kort maar krachtig gebeurt, aan 5 minuten heb je genoeg! Het consolideren kan direct daarna met een spelletje of activiteit, maar hoe vaker hoe beter dus je kunt dit ook nog verweven in de rest van je lesaanbod. Ik kom zo terug op hóe dat kan.

Total Physical Response (TPR)

Bij TPR bied je woorden aan in combinatie met een actie. Het leent zich vooral voor het aanleren van werkwoorden of woorden voor concrete voorwerpen. Bij TPR doorloop je de volgende stappen:

  1. Selecteer woorden die je gaat aanbieden.
  2. Herhaal het losse woord een aantal keer. Denk terug aan het Chinese voorbeeld: voor beginnende taalleerders is het lastig om woorden uit de stroom van gesproken taal te halen, dus het helpt om woorden los aan te bieden. Laat hierbij steeds een voorwerp of actie zien.
  3. Leerlingen doen de actie mee. Ze hoeven nog niks te zeggen: passieve woordenschat komt vóór actieve!
  4. Leerlingen mogen de actie uitvoeren en woorden nazeggen.
  5. Als leerlingen de woorden goed kennen én correct kunnen uitspreken, kunnen ze elkaar opdrachten geven.

In mijn groep gebruik ik dit bijvoorbeeld wanneer we werken aan het thema ‘Lichaam’. Ik laat mijn hand zien, en zeg ‘de hand…dit is de hand… Laat je hand zien’. Dan vraag ik kinderen om hun hand ook op te steken. Ik herhaal dit voor andere lichaamsdelen, die we steeds herhalen. Dan kunnen we het uitbreiden met korte zinnen ‘Leg je hand (laat je hand zien) op je been’(doe nadrukkelijk voor)…leg je hand op je hoofd…’ 

Uiteindelijk kunnen de kinderen zelf dit soort zinnen maken en spelen we het spelletje commando. In deze video van LOWAN wordt TPR in meer detail uitgelegd.

 

Presentation Practice Production (PPP)

PPP is een handige manier om korte standaardzinnen te oefenen, waarbij je steeds één woord verandert. Bij PPP doorloop je drie stappen:

  1. Presentation
    Presenteer nieuwe woorden en korte zinnen met behulp van platen. Denk bijvoorbeeld bij het thema ‘Eten’ aan woorden voor groente en fruit en de zinnen ‘lust je…’ / ‘ja ik lust…’ / ‘nee, ik lust geen …’
    Herhaal de woorden en zinnen een aantal keer, vraag dan de kinderen om jou te herhalen. Je kunt hierbij het voor-koor-door principe toepassen.
  2. Practice
    Model hoe je de aangeboden woorden kunt toepassen in de zinnen. Laat een plaatje zien van broccoli en zeg ‘Lust je broccoli?’ Trek een vies gezicht en zeg ‘nee, ik lust geen broccoli.’ Na een aantal voorbeelden kun je ook deze zinnen laten herhalen. Je kunt hier ook leerlingen die er klaar voor zijn bij betrekken door hen een vraag te stellen en te laten antwoorden. Wat ik ook wel doe is klassikaal een vraag stellen en kinderen tegelijk te laten antwoorden. Zo kunnen kinderen die willen al actief oefenen, en kinderen die er nog niet klaar voor zijn horen nog een aantal voorbeelden zonder zelf iets te moeten. 
  3. Production
    Als de meeste kinderen de zinnen correct kunnen uitspreken, kun je ze in tweetallen laten oefenen. Ze vragen elkaar om de beurt ‘Lust je…’ en geven antwoord. Het helpt om kinderen iets te geven waarover ze kunnen praten, praatplaten zijn hier ideaal bij!

Een groot nadeel van deze aanpak is dat het aanbod beperkt is. Je biedt een standaard zin aan die buiten de context van de oefening weinig mogelijkheden geeft. Toch vinden mijn leerlingen het juist leuk om dit soort dialoogjes te oefenen. Ze ervaren immers al snel dat ze Nederlands kunnen praten! Ik zie het dan ook zeker niet als een volwaardige aanpak voor woordenschatonderwijs, maar als een leuke aanvulling die ik soms kan inzetten. 

In de klas

Om te illustreren hoe je dit allemaal vorm kunt geven in de klas, deel ik hoe ik het aanpak in mijn nieuwkomersgroep. Er is natuurlijk niet één standaard die altijd overal zal werken, dit is dus bedoeld als inspiratie. Haal er uit wat voor jou werkt, en pas het aan aan de behoeften van jouw leerlingen.

Wij werken op school met Wereld vol Woorden. Dit is een thematische methode speciaal ontwikkeld voor nieuwkomers, waarin platen en woorden uit LOGO3000 gebruikt worden. In elk themaboekje staat een overzicht van de aan te bieden woorden, en zijn lessen uitgewerkt met ideeën voor consolideer activiteiten. 

Ik heb in mijn planning een overzicht van woorden van de week. Bij elk thema plan ik ook voorleesboeken, liedjes en knutsels. Daarmee creëer ik ook buiten de woordenschatles kansen om te consolideren.

Het hele aanbod is grofweg samen te vatten in deze vier delen:

  1. Dagopening
    Ik start elke dag in de kring en gebruik dan de PPP aanpak om woorden en korte zinnen aan te bieden die wel belangrijk zijn, maar niet in de methode voorkomen. Denk aan dagen van de week, maanden van het jaar en gesprekjes als ‘Hoe is het? / Goed en met jou? / Goed dankjewel.’
    (In de webshop vind je een powerpoint presentatie met 10 van dit soort dialogen.)
  2. Woordenschat kring
    Direct na de dagopening blijven we in de kring zitten. Dan bied ik thema woorden van die dag aan volgens de Viertakt. Bijvoorbeeld bij het thema ‘Weer’ komen de woorden koud – lauw – warm – heet aan bod. Ik heb dan vier kopjes water en laat de kinderen elk kopje voelen, terwijl ik de woorden benoem (voorbewerken en semantiseren). Sommige kinderen zeggen dan vanzelf wat de woorden zijn in hun taal, dat is altijd leuk! Dan volgt een korte activiteit waarbij de kinderen iets doen of zeggen. Ik laat ze bijvoorbeeld de hand van hun maatje pakken en voelen of het warm, koud of heet is (consolideren).
    Om de kring af te sluiten laat ik de LOGO plaat met de woorden zien en zeg ‘Dit zijn woorden die we vandaag gaan oefenen’, dan hang ik de plaat op de woordmuur.
    De hele woordenschat kring duurt maximaal 10 minuten! Het voorbewerken en semantiseren is kort maar krachtig, en ook het consolideren hier is kort. Het gaat nu alleen nog om een eerste kennismaking met de woorden.
  3. Woordenschat les
    Aan de start van de woordenschat les wijs ik de kinderen op de woordmuur, en op de woorden die we vandaag leren. Dan herhaal ik het voorbewerken en semantiseren zoals in de ochtendkring, ik merk dat kinderen dit fijn vinden. Zeker kinderen die net nieuw zijn kijken vaak tijdens de ochtendkring nog de kat uit de boom, maar als ze herkennen wat de bedoeling is doen ze actiever mee. Het consolideren doen we dan iets uitgebreider. Ik gebruik bijvoorbeeld woordkaartjes, waarbij ik woorden voor zeg en de kinderen mij nazeggen. Of ik gebruik de kaartjes voor spelletjes als ‘Wat is weg?’ (leg een aantal kaartjes op tafel, dek af en pak een kaartje weg, kinderen zeggen welk woord weg is). Ook coöperatieve spelletjes als mix en ruil of mix en koppel werken hier goed.
    Dit klassikale deel duurt maximaal 20 minuten, daarna gaan de kinderen zelfstandig aan de slag met bijvoorbeeld een knutsel maar ook vaak met en spelcircuit. In het spelcircuit spelen we dan ganzenbord, kwartet, Babilibab, KIM spelletjes met woordkaarten of ze oefenen met LOGO digitaal.
  4. Consolideren buiten de les
    Ik schreef eerder al dat het goed is om het consolideren ook te verweven in lesaanbod buiten de woordenschatles. Ik doe dat op de volgende manieren:
    (Voor)lezen. Ik selecteer voor elk thema bijpassende boeken. Die gebruik ik in de begrijpend luisteren lessen. Voor die lessen gebruik ik de aanpak van Woorden in Prenten, daarover meer in een komend blog!
    Zingen. Mini disco op Youtube heeft bij bijna alle thema’s leuke liedjes. Om liedjes aan te leren schrijf ik de tekst op een flipover. Die lezen we per couplet volgens het voor-koor-door principe, om daarna samen te zingen. (Tip: zet de afspeelsnelheid op 0.75 om de tekst duidelijker te laten horen). Als de liedjes eenmaal bekend zijn kunnen we ook zingen tijdens de dagopening, of als consolideer activiteit tijdens de woordenschat les.
    Knutselen. We knutselen wat af! Op Pinterest vind je voor bijna alle thema’s knutselideeën. We knutselen natuurlijk niet in stilte: ik loop rond en praat met de kinderen over wat ze maken, en gebruik daarbij zoveel mogelijk woorden van de woordmuur.
    Horen Zien Schrijven. Dit is een aparte methode, maar de thema’s sluiten aan bij die van Wereld vol Woorden. Horen Zien en Schrijven bestaat uit een digitale omgeving en een werkboekje, het is dan ook alleen geschikt voor geletterde leerlingen. Op mijn rooster heb ik dagelijks een half uurtje laptop staan. Ongeletterde kinderen oefenen dan zelfstandig met LOGO digitaal, terwijl ik met de geletterde kinderen werk aan HZS. Het werkboekje doen we samen, daarna kunnen ook zij zelfstandig met HZS digitaal werken.
    Thema werkboekje. Wereld vol Woorden biedt geen werkboekjes, dit past niet bij hun visie op taal leren in een betekenisvolle, interactieve context. Toch miste ik een schriftelijke verwerking voor de geletterde leerlingen, en heb dus zelf werkboekjes gemaakt. Voordeel vind ik dat het ten eerste iets is wat ze snel zelf kunnen, zodat ik tijd heb om met ongeletterde kinderen te werken. Ten tweede is het een mooie kans om lees- en schrijfvaardigheid te oefenen. Bovendien vragen veel kinderen om iets wat ze thuis kunnen doen, dan is zo’n werkboekje een optie. 

 

Zoals gezegd is wat ik hier omschrijf wat voor mij werkt in mijn groep, bedoeld als inspiratie. Goed om hier bij te zeggen is dat wij twee nieuwkomersgroepen zijn binnen een reguliere school. Kinderen starten bij mij en stromen dan door naar de gevorderde groep van mijn collega. Voor de gevorderde groep is Wereld vol Woorden prima te doen, maar ik merkte voor mijn beginners dat het aantal woorden en het tempo waarin die worden aangeboden voor veel kinderen niet haalbaar is. Ik heb het dus iets aangepast. Mijn aangepaste woordenlijsten kun je gratis downloaden. Ook de werkboekjes, woordkaarten en spelletjes horen niet bij Wereld vol Woorden, die maak ik zelf. Wil je ook met deze materialen aan de slag? Neem een kijkje in de webshop!

Referenties:

Harmer, J. (2015) The practice of English language teaching. Harlow: Pearson/Longman. 

Nulft, D. van den and Verhallen, M. (2014) Met woorden in de weer: Praktijkboek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho. 

Winkelwagen